The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage

Uit licht van Sivanada : juni 2006   Vol. 478

 

Algemeen
India gaf ons twee epische gedichten, het Raamaayana-epos en het Mahaabhaarata-epos. Het eerste werd geschreven door Vaalmikie, het tweede door Vyaasa. Mahaabetekent: groot. Bhaarata is de Sanskrit naam voor India. Dit is afgeleid van Bharata, de eerste keizer van India. Het epos vertelt de strijd tussen twee geslachten die afstammen van de dynastie van Bharata. Het epos dankt zijn naam aan zijn lengte en aan de grote wijsheid die het bevat. Het bestaat uit meer dan honderdduizend tweeregelige verzen en is dubbel zo groot in omvang als de Ilias en de Odyssee van Homeros samen. Er is geen onderwerp dat er niet in wordt behandeld. Het heeft als zijn kern de Bhagavad Gietaa, het Yogaboek bij uitstek.

Het Mahaabhaarata bevat achttien boeken of parvas en 2109 hoofdstukken van verschillende lengte. Een bijvoegsel, Harivamsha genoemd, behandelt de geschiedenis van Shrie Krishna.

Korte inhoud van de achttien boeken of parvas
1. Aadi parva (aadi: begin): Paandoe en Dhritaraashtra zijn broers. Ze worden opgevoed door Bhieshma. De blindgeboren Dhritaraashtra heeft honderd kinderen bij zijn vrouw Gaandhaarie. Ze worden de Kauravas genoemd. Paandoe had twee vrouwen, Koentie en Maadrie. Ze kregen vijf zonen, de Paandavas genoemd.
2. Shabhaa parva (shabhaa: hof): de Paandavas en de Kauravas groeien samen op in het paleis van de stad Hastinaapoera. De Kauravas dagen Yoedhishthira, de oudste van de Paandavas uit tot een dobbelspel. Ze spelen evenwel met verzwaarde dobbelstenen. De Paandavas, vergezeld van hun vrouw Draupadie, moeten twaalf jaar in verbanning gaan en het dertiende jaar incognito doorbrengen.
3. Vana parva (vana: woud): dit boek beschrijft de avonturen van de Paandavas in het Kaamyaka-woud.
4. Viraata parva (Viraata: naam van een koning): het dertiende jaar van hun verbanning brengen ze incognito door aan het hof van koning Viraata.
5. Oedyoga parva (oedyoga: inspanning): in dit boek wordt de voorbereiding van de oorlog beschreven.
6. Bhiesma parva (Bhieshma: generaal van het leger van de Kauravas, die de Paandavas en de Kauravas opvoedde; zijn hart is bij de Paandavas, maar hij is gebonden door een eed van trouw aan de blinde Kaurava-koning): in dit boek beschrijft Vyaasa de strijd op het slagveld van Koeroekshetra, ten noordwesten van Delhi. Bhieshma wordt de tiende dag van de achttiendaagse strijd verslagen door Arjoena, de derde van de Paandavas. Bhieshmawordt opgevolgd als opperbevelhebber door Drona.
7. Drona parva: ook Drona wordt tegen het einde gedood. Hij wordt opgevolgd door Karna.
8 Karna parva: Karna wordt gedood door Arjoena.
9. Salya parva: Salya is de vierde en laatste opperbevelhebber. Dit boek beschrijft het einde van de veldslag.
10. Sauptika parva (sauptika: wat tot de slaap behoort): dit boek vertelt hoe de enige drie overlevenden van de Kauravas 's nachts het kamp van de Paandavas binnendringen en er alle krijgers, uitgenomen de vijfPaandavas zelf, vermoorden.
11. Strie parva (strie: vrouw): dit boek beschrijft de jammerende vrouwen op het slagveld na het einde van de strijd.
12. Shaanti parva (shaanti: vrede): Yoedhishthira wordt tot koning gekroond. Ondertussen ligt Bhieshma op zijn bed van pijlen te wachten op het ogenblik van zijn dood. Yoedhishthira brengt hem een bezoek en vraagt hem zijn zegen. Hij verzoekt hem te onderrichten in dharma (de wet). Bhieshma reciteert ook, de beroemde Hymne van de Duizend Namen van Vishnoe (Vishnoe Sahasra Naama; zie onze gelijknamige cd).
13. Anoeshaasana parva (anoeshaasana: onderrichting): Bhieshma geeft ook in dit boek zijn onderrichtingen over plicht, vrijheid, vasten enz. Hij illustreert het met boeiende verhalen.
14. Aashvamedha parva (aashvamedha: door keizers gebracht offer): dit beschrijft het offer van Yoedhishthira als hij keizer wordt.
15. Aashramavaasika parva (aashramikavaasa: het leven in de aashram of hermitage): de blinde koning Dhritaraashtra en zijn vrouw Gaandhaarie vergezeld van Koentie, moeder van de oudste drie Paandavas, vertrekken naar het woud en verblijven er twee jaar in een aashram. Op zekere dag breekt er een brand uit. De drie gaan zitten in Yogahouding met het gezicht naar het oosten en geven hun lichaam op in de vlammen.
16. Mausala parva (mausala: strijdknots): dit boek beschrijft de onderlinge strijd van de Yaadavas, het geslacht waartoe Shrie Krishnabehoorde, met knotsen, die hun vernietiging teweegbrengt. Het beschrijft ook hoe Dvaarakaa neerzinkt in de oceaan. Het vertelt over de dood van Shrie Krishna en zijn broer Balaraama.
17. Mahaaprashthaanika parva (mahaaprashthaana: de dood): Yoedhishthira plaatst zijn opvolger op de troon en begeeft zich met zijn broers en hun vrouw Paanchaalienaar Mahaameroe om nooit terug te keren. Dit boek beschrijft deze lange tocht.
18. Svargaarohana parva (svarga: hemel): deze parva beschrijft hoe de Paandavasnaar de hemel gaan.

Stijl
Het Mahaabhaarata is voor het grootste gedeelte geschreven in een versvoet die anoeshtoep of shloka wordt genoemd. Er worden soms ook andere versvormen gebruikt. Sommige gedeelten zijn in proza. De poëzie is eenvoudig en heel levendig.

Al zijn de onderwerpen veelal werelds toch is er altijd een spirituele ondertoon.

Datering
Volgens de hindoe traditie en het Mahaabhaarata zelf (Aadi parva, hoofdstuk 2, vers 13) vond de veldslag plaats op het einde van de dvaapara yoega en het begin van de kali yoega (onze tijd of de ijzeren tijd), dit is 3102 vóór onze tijdrekening. Dhritaraashtra leefde dan nog achttien jaar en dePaandavas regeerden het land gedurende zesendertig jaar. Ze eindigden hun regeerperiode toen Shrie Krishna stierf, de eerste dag van de kali yoega. De veldslag vond dus plaats in 3138 vóór onze tijdrekening.

Een zeldzaam verschijnsel bevestigt deze datering. Een bepaalde combinatie van zeven planeten, die Saptagraha Yoga wordt genoemd, deed zich voor in januari 3077 en 477 vóór onze tijdrekening. 3077 V.C. is tijdens de regering van koning Pariekshit, kleinzoon van Arjoena. (De volgende Saptagraha Yoga zal waarneembaar zijn in 2223, dus over 217 jaar.) De Paandavas regeerden gedurende zesendertig jaar. Vyaasa schreef het Mahaabhaarata na hun dood (3102 V.C.). Hij deed er drie jaar over. Pariekshit regeerde gedurende zestig jaar. Zijn zoon Janamejaya volgde hem op in 3042 V.C. In het tweede jaar van zijn regeerperiode bracht Vaishampaayana, een discipel van Vyaasa, het epos op verzoek van Vyaasa een eerste maal ten gehore voor een grote groep wijzen.

Dit is de datering zoals ze werd bepaald door de pandits (schriftgeleerden) van India. Ze lijkt me veel aannemelijker dan de datering door Westerse geleerden, die werden misleid door de uit de lucht gegrepen en door chauvinisme ingegeven Arische invasietheorie.

DE HINDOE GODEN EN GODINNEN

Fascinatie
Een paar jaar geleden ontmoette ik een van de beleidsmensen van OHM-tv. Hij zei me dat de kijkcijfers als een pijl de hoogte in gaan als het over typische onderwerpen van het hindoeïsme gaat, zoals vieringen en festivals in verband met de hindoe goden en godinnen. Ook het succes van de tentoonstelling in Amsterdam in het Tropenmuseum in verband met dit onderwerp bewijst dat de goden en godinnen uit India vele mensen boeien, zelfs fascineren.

God doet vier dingen
De hindoe goden hebben vier armen of meer. In hun handen dragen ze de symbolen van hun vier functies. De vele goden en godinnen hebben dezelfde functies, al verschillen de symbolen van deze functies. Dit betekent dat hindoes niet geloven in vele goden. De vele beelden (Sankrit: moertis: belichamingen) zijn voorstellingen van dezelfde ene Werkelijkheid of God. De functies van God zijn: scheppen, instandhouden, vernietigen en verlossen. De schepping wordt bijvoorbeeld verzinnebeeld door de trom, de schelphoorn, de pen enz. Shiva bespeelt de damaroe(een trom), Vishnoe houdt de schelphoorn in zijn hand, Ganesha houdt een pen vast. De vernietiging wordt onder andere verzinnebeeld door vuur, een strijdknots, een prikkel waarmee olifanten worden geleid enz. Shiva houdt een vlam op een van zijn handpalmen, Vishnoe heeft een strijdknots, Ganesha houdt een olifantenprikkel vast. Vernietiging is dus niet negatief. Het betekent: vernieuwing, uitschakeling van het negatieve, het inslaan van een andere richting enz. Het instandhouden wordt bijvoorbeeld verzinnebeeld door het handsymbool (hastamoedraa) dat "Vrees niet!" betekent (de hand wordt met de handpalm naar voren opgehouden: abhaayamoedraa). Vishnoehoudt een draaiende schijf of discus, die het heelal verzinnebeeldt, op zijn opgestoken wijsvinger. Op een van Ganesha's handen liggen zoete rijstballen (modaka). De natuur is immers eten en gegeten worden. Ook de verlossing wordt op verschillende manieren voorgesteld. Shiva wijst naar zijn voeten, wat overgave verzinnebeeldt. Vishnoe houdt een lotus vast. De lotus groeit in de modder en het water, maar wordt door de modder niet bezoedeld en door het water niet bevochtigd. Zo is de Yogi in de wereld, maar hij is niet van de wereld. Ganesha houdt een touw vast. Tijdens de rondleiding in het Tropenmuseum zei de gids dat men niet weet wat de strop, die Ganesha in zijn hand houdt, betekent, zoals ze het touw noemde dat Ganesha in een lusvorm vasthoudt. Het is geen strop, maar een gordijnkoord. Dit verzinnebeeldt de sluier van onwetendheid. De sluier van onwetendheid is de Zelfvervreemding. Deze sluier waarachter God zich verbergt wordt Maayaa (illusie; letterlijk: niet dat) genoemd en neemt verschillende vormen aan. Ten eerste is er het geloof dat God ver weg is, ten tweede denken mensen dat het geluk dat ze zoeken buiten hen ligt, ten derde is er de diepgewortelde overtuiging dat alles in wezen lijden is. Dit zijn alle moeilijk te overwinnen vormen van de Zelfvervreemding. Luister naar wat de wijzen zeiden (lied nummer 10 op cd1: Lagaale prema Ieshvara se): "Als je God wil, open dan je hart. Je vindt Hem niet hoog in de lucht noch diep onder de aarde. Hij is altijd dichtbij jou. Waarom ga je dan overal op zoek?" Als de sluier verwijderd is, ervaar je dan ook dat het geluk dat je zoekt je wezenlijke aard is en dat alles in wezen zaligheid is.

Een Godsbeeld dat niet leidt tot oorlog en geweld
God is voor de hindoe naamloos en vormloos, onkenbaar en onnoembaar, maar Hij is zijnbaar of benaderbaar door meditatie (dhyaanagamyam) en Zelfkennis (gnyaanagamyam). Ter wille van de meditatie bekleedt Hij zich met vele namen en vormen. Hindoes houden van feesten en festivals, die altijd met die goden en godinnen te maken hebben. Er worden beelden gemaakt van de goden. Deze worden vereerd als welgekomen gasten. India is een land van gastvrijheid. Tijdens mijn eerste bezoek aan India logeerde ik samen met mijn gids Swami Vimalananda in Delhi bij een arme weduwe met twee dochters en een zoon. Swami Vimalananda zei me: "Vraag niets, want ze zullen ernaar opzoek gaan al is het midden in de nacht." Het mag de gast aan niets ontbreken. Hij of zij krijgt de gelegenheid te baden. Er ligt een stel frisgewassen kleren klaar. Hij of zij krijgt een overvloedig maal voorgezet. Enzovoort. De god op die manier behandelen heet poejaa. Wat heeft dit nu voor zin, vraag je je misschien af. Eten, baden, kleden enz. zijn dingen die men doet voor zichzelf en voor anderen. Een verpleegster doet het voor haar patiënten. Een moeder doet het voor haar kinderen. Dit alles kan een meditatie en een eredienst zijn als men het doet in de juiste geest. De dagelijkse poejaa heeft de bedoeling dat men dit nooit vergeet, want het is de enige manier om van de wereld een leefbare plaats te maken. Zoals ik al zo vaak zei, is de intelligentie van de mens zijn grootheid en zijn handicap. De mens kan met andere woorden maken en breken. De hindoe wijzen zeiden dan ook dat mensen nooit mogen leven voor zichzelf. Ze moeten van hun handelingen een yagnya of offer maken. Nogmaals, dit is de boodschap van de poejaa. Het oude ideaal was paropakaara, zoveel mogelijk goed doen voor zoveel mogelijk anderen.

Op het einde van de viering worden de beelden vaak naar de rivier gevoerd en in het water geworpen. Terwijl ze zinken, slaat men erop met stokken. De diepere betekenis is dat men uiteindelijk ook de naam en de vorm achter zich moet laten.

Santaparivaar, de heilige familie
Shiva verzinnebeeldt het Absolute. Om die reden wordt hij afgebeeld met een blauwe kleur. Zijn gemalin, Paarvatie, heeft een vleeskleur. Zij verzinnebeeldt de natuur. Hun twee zonen, Ganesha en Kaarttikeya, verzinnebeelden respectievelijk integriteit of de eenheid van denken, spreken en handelen, en vastberadenheid of daadkracht. Ganesha heeft het lichaam van een man, maar de kop van een olifant. Bij de olifant zijn de slurf (doen), de mond (spreken) en het hoofd (denken) samen. Hij zit op een rat. De rat knaagt altijd en verzinnebeeldt dan ook het intellect in de vorm van twijfel. Ganesha heeft de twijfel overwonnen. Er is in hem geen gespletenheid. Zijn broer zit op een pauw en heeft een speer als wapen. Hij wordt ook Shanmoekha (met zes gezichten), Skanda (de springer; deze naam draagt hij als generaal van het leger van de goden), Sharavanabhava(geboren in een rietveld), Soebrahmanya(die van het Absolute komt) genoemd. Kaarttikeya betekent dat hij werd gezoogd door zes godinnen. Deze zes godinnen zijn de zes chakras of energiecentra op de wervelkolom. In het volgende artikel schrijft Swami Chidananda over de spirituele betekenis van Kaarttikeya.